Home

warmtegeleiding

Warmtegeleiding is de overdracht van thermische energie van een gebied met hogere temperatuur naar een gebied met lagere temperatuur zonder verplaatsing van de stof zelf. Het komt voor in alle fasen van de materie, maar is vooral kenmerkend voor vaste stoffen. De overdracht vindt plaats doordat deeltjes en hun trillingen energie van plek naar plek sturen, en in metalen ook door vrije elektronen die warmte snel kunnen transporteren.

De snelheid en efficiëntie van warmtegeleiding worden beschreven door de wet van Fourier: Q = -k ∇T.

Temperatuur en microstructuur beïnvloeden k; bij veel materialen neemt de geleiding met temperatuur toe of af,

Historisch gezien werd de wet van Fourier ontwikkeld door Joseph Fourier in de vroege 19e eeuw en

Hierbij
is
Q
de
warmteflux
per
oppervlakte
(W/m2),
∇T
de
temperatuurgradiënt
en
k
de
thermische
geleidbaarheid
van
het
materiaal
(eenheid
W/m·K).
Een
hogere
k
betekent
een
betere
geleiding.
De
thermische
geleidbaarheid
varieert
sterk
per
materiaal:
koper
≈
400
W/m·K;
water
≈
0,6
W/m·K;
polystyreen
≈
0,04
W/m·K.
In
metalen
dragen
vrije
elektronen
aanzienlijk
bij
aan
de
geleiding,
terwijl
in
isolatoren
vooral
de
trillingen
van
het
kristalrooster
(fononen)
sleutelrollen
spelen.
afhankelijk
van
het
type
materiaal
en
zijn
interne
structuur.
Materialen
kunnen
anisotrop
zijn,
wat
betekent
dat
k
in
de
ene
richting
hoger
of
lager
is
dan
in
een
andere.
In
de
praktijk
bepalen
warmtegeleiding
en
de
bijbehorende
thermische
weerstand
mede
de
prestaties
van
isolatie,
warmtewisselaars
en
elektronica.
Bij
contacten
tussen
materialen
treden
bovendien
thermische
contactweerstanden
op.
vormt
zij
nog
steeds
de
basis
van
veel
berekeningen
en
ontwerpen
in
warmtegeleiding.