braadstukken

Braadstuk is een term uit de Nederlandse keuken voor een groter stuk vlees dat bedoeld is om in zijn geheel te worden geroosterd in de oven. Het vlees blijft tijdens de bereiding meestal intact en wordt vaak eerst aangebraden om een korst te vormen, waarna het langzaam gaart tot de gewenste gaarheid. Braadstukken zijn populair vanwege hun malsheid, smaak en portiegrootte.

Veelvoorkomende braadstukken komen van rundvlees, varkensvlees en lam, en ook gevogelte kan als braadstuk worden bereid. Bij rundvlees gaat het om stukken als ribstuk, schouder en lende; bij varkensvlees om schouder, buikspek en loin; bij lam om lamsbout en schouder.

Bereiding en koken: Het stuk wordt meestal eerst aangebraden in een pan met wat olie of vet, daarna in een voorverwarmde oven geplaatst (vaak circa 160-180°C). Vaak wordt tijdens het garen vloeistof toegevoegd (bouillon, wijn of saus) en worden groenten rondom het vlees gelegd om de smaak te verhogen. De gaarheid wordt bepaald aan de hand van kerntemperatuur: rundvlees circa 52-58°C voor rare tot 70°C+ voor doorbakken, varkensvlees circa 70-75°C en lam circa 60-65°C. Na het garen is rusten belangrijk zodat de sappen zich verdelen.

Koken en toepassingen: Braadstukken vormen vaak het hoofdgerecht bij een feestelijke maaltijd en roosteren komen veel voor in tradities zoals zondagse roasts. Resten kunnen worden gebruikt in stamppot, stoofschotels of sandwiches.