bloeddrukmetingen

Bloeddrukmetingen zijn metingen van de arteriële bloeddruk, meestal uitgedrukt in millimeters kwikdruk (mmHg). Bij elke meting worden twee getallen gerapporteerd: systolische druk (bovendruk) en diastolische druk (onderdruk). Systolisch is de druk tijdens een slag van het hart en diastolisch de druk tussen slagen. Bloeddruk varieert door activiteit, emoties, voeding en tijd van de dag.

Er bestaan verschillende meetmethoden. In de kliniek gebeurt meestal een manchetmeting met een stethoscoop of een automatische bloeddrukmeter. Thuis en bij lange termijn monitoring gebruikt men HBPM (home blood pressure monitoring) of ABPM (ambulatoire bloeddrukmeting over 24 uur). Voor betrouwbare metingen is de juiste manchetmaat en een correcte houding essentieel: zittend, arm onderste hartniveau, voeten vlak en ongecrossd, ontspanning minstens vijf minuten. Vermijden cafeïne of roken minstens 30 minuten voor de meting wordt aanbevolen.

Interpretatie en toepassing: de gemeten waarden worden vergeleken met lokale richtlijnen. Grenswaarden verschillen per land en schema, maar over het algemeen worden categorieën zoals normaal, verhoogd of hypertensie stadium 1/2 gebruikt op basis van meerdere meetmomenten. ABPM kan helpen bij white-coat of masked hypertension en levert informatie over dag- en nachtdruk.

Betrouwbaarheid en beperkingen: metingen worden beïnvloed door factoren als lichamelijke activiteit, temperatuur, medicatie en meetfouten. Voor diagnose en evaluatie van behandeling is herhaalde, gestandaardiseerde meting nodig. Bij aanhoudend hoge metingen of klachten dient een zorgverlener te worden geraadpleegd.