Transmitteren

Transmitteren is een Nederlands werkwoord met de kernbetekenis: iets van de ene plek naar de andere sturen of doorgeven, meestal informatie, signalen of gegevens. Het woord komt in veel contexten voor, zoals telecommunicatie, informatica, geneeskunde en biologie, maar ook in alledaagse taal.

In telecommunicatie en netwerken verwijst transmitteren naar het uitzenden van data of signalen; in elektronica kan een apparaat gegevens transmitteren naar een ander apparaat. In de geneeskunde en biologie wordt gesproken van overdracht of transmissie van ziekteverwekkers of van genen tussen organismen. In bredere zin kan het ook verwijzen naar het doorgeven van informatie of boodschappen.

Synoniemen en verwante termen variëren per context. Belangrijke verwante termen zijn zenden, uitzenden, doorsturen en doorgeven. Het tegenovergestelde is de blokkering of het ontbreken van overdracht.

Etymologie: transmitteren komt van het Latijnse transmittere, via het Franse transmettre, en uiteindelijk uit het Latijn. Het voltooid deelwoord is getransmitteerd.

Voorbeelden: De zender kan signalen transmitteren. Het virus kan getransmitteerd worden via contact.

Zie ook: transmissie, zenden, uitzenden, doorsturen.