Home

luchtdoorlaatbaarheiden

Luchtdoorlaatbaarheden verwijst naar de mate waarin een materiaal of een gebouwschil lucht laat doorlaten bij een bepaald drukverschil. Op materiaalniveau gaat het om de permeabiliteit van het materiaal zelf; op gebouwniveau gaat het om de luchtdichtheid van de omgevende constructie. In de bouwkunde wordt onderscheid gemaakt tussen de intrinsieke luchtdoorlaatbaarheid van materialen en de algehele luchtdichtheid van een gebouw:

Metingen en eenheden: De luchtdoorlaatbaarheden van gebouwen worden meestal bepaald met een blower-door test volgens ISO

Belang en toepassingen: Een lagere luchtdoorlaatbaarheid betekent minder warmteverlies, beter thermisch comfort en minder kans op

Factoren en beïnvloeding: De mate van luchtdoorlaatbaarheid wordt beïnvloed door afwerkingskwaliteit, details rondom kozijnen en naden,

Standpunten en normen: Internationaal en regionaal bestaan normen en richtlijnen voor het meten en beoordelen van

9972
/
EN
13829.
Daarbij
wordt
een
ventilator
in
een
opening
in
de
gebouwschil
geplaatst
en
wordt
een
drukverschil
gecreëerd
(bijvoorbeeld
50
Pa).
De
benodigde
luchtstroom
om
dit
verschil
te
handhaven
levert
de
maatregel
q50,
uitgedrukt
in
m3/(h·m2),
of
het
equivalent
in
n50,
uitgedrukt
als
het
aantal
verversingen
per
uur
bij
50
Pa
(ach50).
tocht
en
condensatie.
Daarom
is
luchtdichtheid
een
cruciale
parameter
voor
energielabels,
gebouwenontwerp
(bijv.
passiefhuizen)
en
bouwregelgeving.
penetraties
voor
leidingen
en
kabels,
materiaaldikte
en
-kwaliteit,
veroudering
en
schade,
evenals
externe
wind
en
temperatuurverschillen.
luchtdoorlaatbaarheden,
met
name
ISO
9972
/
EN
13829
voor
gebouwen,
en
aanvullende
normen
voor
onderdelen
zoals
ramen
en
deuren.
Het
begrip
blijft
een
centraal
criterium
in
ontwerp,
toetsing
en
onderhoud
van
gebouwen.