Snelheid

Snelheid geeft aan hoe snel een object van de ene plek naar de andere beweegt. In de natuurkunde wordt vaak onderscheid gemaakt tussen snelheid als scalar (alleen de grootte) en de snelheidsvector die ook richting aangeeft. De snelheid heeft dus zowel een grootte als een richting; de snelheid zonder richting is de scalar snelheid.

Gemiddelde snelheid is de totale afstand gedeeld door de totale tijd. Instantsnelheid is de snelheid op een bepaald moment, gemeten met een snelheidmeter, GPS of radar. Snelheid kan constant zijn of veranderen over de tijd, waardoor er ook sprake is van versnelling.

Eenheden bij snelheid zijn onder meer meter per seconde (m/s) en kilometer per uur (km/u). Omrekenen gaat bijvoorbeeld zo: 1 m/s komt overeen met 3,6 km/u. In praktische toepassingen wordt snelheid vaak in verkeer, sport en techniek gebruikt.

Snelheid kan ook relatief zijn: de snelheid van een object ten opzichte van een ander object. Voorbeelden: een auto rijdt 100 km/u; een wandelaar loopt ongeveer 5 km/u. Snelheid en verwante begrippen zoals versnelling vormen kernonderdelen van bewegingsleer en worden toegepast in analyse van beweging, veiligheidssystemen en prestaties.