Home

Ostwaldrijping

Ostwaldrijping, ook wel Ostwald-rijping genoemd, is een coarsening-mechanisme in disperse systemen zoals emulsies, suspensies en polymeerblends. Het fenomeen houdt in dat kleinere druppels of korrels oplosbaar zijn in de continu fase en oplosbaar materiaal naar grotere druppels diffundeert. Daardoor verdwijnen veel kleine deeltjes en groeien grotere druppels, wat leidt tot een wijziging van de grootteverdeling en een toenemende gemiddelde afmeting van de dispersed phase.

Het mechanisme berust op de kromming van het druppeloppervlak. Volgens de Kelvin-vergelijking is de solubiliteit van

Ostwaldrijping heeft betekenis voor verschillende toepassingen, waaronder farmaceutische formuleringen, voedingsmiddelen, cosmetica en polymeren, omdat coarsening instabiliteit

Zie ook: coarsening; Kelvin- en Gibbs-Thomson-relatie; LSW-theorie.

materiaal
in
een
klein
druppel
hoger
dan
in
een
groter
druppel,
waardoor
stof
van
kleine
naar
grote
druppels
diffundeert.
In
de
langetermijnsituatie
wordt
Ostwaldrijping
vaak
beschreven
door
de
Lifshitz-Slyozov-Wagner
(LSW)
theorie:
de
gemiddelde
straal
R
groeit
met
de
tijd
volgens
R^3
∝
t,
wat
in
een
dilute
systeem
correspondeert
met
R
∝
t^{1/3}.
en
verandering
in
eigenschappen
kan
veroorzaken.
Factoren
die
rijping
beïnvloeden
zijn
onder
meer
interfaciale
spanning,
oplosbaarheid
van
de
dispersed
phase,
diffusiecoëfficiënt
en
temperatuur.
Stabilisatie
tegen
Ostwaldrijping
kan
worden
bereikt
door
het
gebruik
van
stabilisatoren
zoals
oppervlakte-actieve
stoffen
of
Pickering-stabilisatie
(deeltjes
aan
het
interface),
het
beperken
van
de
oplosbaarheid
of
het
verhogen
van
de
viscositeit
van
de
continue
fase.