behaalt

Behaalt is a form of the Dutch verb behalen, meaning to obtain, achieve, or attain. It is used to describe the act of successfully reaching a goal or result, such as a diploma, a score, or a target. Behaalt is specifically the third-person singular present tense form: Hij behaalt goede resultaten. The infinitive is behalen; the past tense is behaalde; the past participle is behaald.

In addition to its present tense form, the language offers a full set of conjugations. Present tense: ik behaal, jij behaalt, hij behaalt, wij behalen, jullie behalen, zij behalen. Simple past: ik behaalde, jij behaalde, hij behaalde, wij behaalden, jullie behaalden, zij behaalden. Present perfect: ik heb behaald, jij hebt behaald, hij heeft behaald, wij hebben behaald, jullie hebben behaald, zij hebben behaald. The passive or resultive use often appears as Het doel is behaald or Het doel is behaald door de student. The past participle behaald is used in compound tenses and as an adjective: behaalde resultaten became behaald resultaat.

Etymologically, behalen comes from be- plus halen, with be- a prefix that often shifts a verb toward transitive achievement or completion. In practice, behaal emphasizes the completion of obtaining or attaining something, rather than merely reaching a location (bereiken) or acquiring something by chance (krijgen).

Behalen and its form behaalt are common in education, sports, and professional contexts. They appear in discussions of examinations, diplomas, awards, and performance metrics, where the focus is on the successful attainment of a specified objective.