vouwt

Vouwt is the third-person singular present tense form of the Dutch verb vouwen, meaning to fold or crease. It is used with a singular subject, as in Hij vouwt het papier. The verb’s infinitive is vouwen, and vouwt is the present-tense ending that marks third-person singular in Dutch.

Etymology and form. The verb vouwen comes from older Dutch and shares cognates with related Germanic words for folding or bending in other languages. In Dutch, the present tense is formed by using the stem vouw- plus the -t ending for the hij/zij/het form, while other persons use different endings. The past participle is gevouwen, which is used with have or had to form perfect tenses, for example Ik heb het papier gevouwen.

Conjugation. In the present tense: ik vouw, jij vouwt, hij/zij/het vouwt, wij vouwen, jullie vouwen, zij vouwen. The simple past tense is vouwde for singular subjects and vouwden for plural subjects (ik vouwde, jij vouwde, hij vouwde; wij vouwden, jullie vouwden, zij vouwden). The past participle gevouwen combines with hebben to form perfect tenses (Ik heb het papier gevouwen).

Usage. Vouwen describes the act of folding objects such as paper, fabric, or maps. It is commonly used in crafts, packaging, and everyday tasks. For example: Hij vouwt het papier dubbel. Ik heb de kaart gevouwen. Een gevouwen oprolcord kan als multiplicator worden gebruikt in beschrijvingen.

See also. Vouwen (the infinitive verb), gevouwen (past participle/adjective form), ontvouwen (to unfold). In Dutch grammar, vouwt illustrates the standard -t ending for the third-person singular present tense.