Home

scheef

Scheef is een Nederlands bijvoeglijk naamwoord met meerdere betekenissen. Letterlijk betekent het ‘niet recht’ of ‘niet vlak’, bijvoorbeeld als een muur, plank of kader niet loodrecht of waterpas staat. In figuurlijke zin wordt scheef ook gebruikt om oneerlijkheid, vooringenomenheid of een scheve verhouding aan te duiden; men spreekt dan bijvoorbeeld van een scheve situatie tussen partijen.

Etymologie: Scheef behoort tot de West-Germaanse familie en is verwant aan het Duitse schief en aan verwante

Usage en nuances: In het dagelijkse taalgebruik verwijst scheef vooral naar fysieke afwijkingen: de plank ligt

Zie ook: krom, schuin, oneerlijkheid.

woorden
in
andere
Germaanse
talen,
met
dezelfde
kernbetekenis
van
afwijking
van
een
rechte
of
vlakke
stand.
De
term
onderscheidt
zich
van
soortgelijke
woorden
als
krom
(vervormd)
en
schuin
(niet
loodrecht
maar
diagonaal).
scheef;
de
muur
is
scheef.
In
meer
abstracte
contexten
kan
het
verwijzen
naar
oneerlijkheid
of
een
onbalans
in
verhoudingen:
een
scheve
verhoudingspositie,
een
scheve
interpretatie
van
feiten.
Het
woord
functioneert
zowel
predicatief
als
attributief:
De
muur
is
scheef.
De
plank
ligt
scheef.