Home

afsluiten

Afsluiten is een Nederlands werkwoord met meerdere betekenissen, afhankelijk van de context. In de meest algemene zin betekent het iets dichtmaken of afsluiten, maar het kan ook slaan op het beëindigen, afronden of aangaan van een overeenkomst of transactie. Het woord bestaat uit het voorvoegsel af- en het werkwoord sluiten; het is een separabel werkwoord, wat betekent dat het voorvoegsel in sommige zinsdelen kan scheiden.

Fysiek sluiten en afsluiten wordt gebruikt bij het beveiligen van een ruimte of opening: bijvoorbeeld een deur

Daarnaast komt afsluiten veel voor in financiële en juridische contexten. Een contract afsluiten betekent een overeenkomst

Grammaticaal gezien is afsluiten een separabel werkwoord. In de tegenwoordige tijd kan men zeggen: ik sluit

of
raam
afsluiten,
een
gebouw
afsluiten.
In
informele
taalgebruik
spreekt
men
ook
wel
van
de
deur
achter
zich
afsluiten.
tekenen
en
laten
ingaan.
Een
lening
afsluiten
verwijst
naar
het
aangaan
van
een
lening.
Een
verzekering
afsluiten
is
het
sluiten
van
een
verzekeringspolis.
Ook
het
afsluiten
van
een
rekening
wordt
gebruikt
om
het
sluiten
of
afsluiten
van
een
bankrekening
aan
te
geven.
In
bredere
termen
kan
afsluiten
ook
betekenen
het
besluit
nemen
en
een
zaak
afronden,
bijvoorbeeld
een
deal
afsluiten
of
een
project
afsluiten.
de
deur
af;
in
de
voltooide
tijd:
ik
heb
de
deur
afgesloten.
De
betekenis
varieert
dus
met
het
onderwerp
en
de
context.