bruiken

Bruiken is a Dutch verb meaning to use. It is a common, everyday word that covers employing a tool, resource, method, or opportunity to achieve a goal. The verb can describe physical actions (using a knife, a machine) as well as more abstract uses (using a rule, a principle, or a plan).

Conjugation and forms are regular for a Dutch verb in the present and past tenses. In the present tense, the forms are: ik gebruik, jij gebruikt, hij/zij/het gebruikt; wij gebruiken, jullie gebruiken, zij gebruiken. In the simple past, the forms are: ik gebruikte, jij gebruikte, hij gebruikte; wij gebruikten, jullie gebruikten, zij gebruikten. The past participle is gebruikt, and the present perfect is formed with hebben, for example: ik heb gebruikt, jij hebt gebruikt, hij heeft gebruikt, wij hebben gebruikt, zij hebben gebruikt.

Usage notes and expressions help distinguish bruiken from related terms. Gebruiken is the standard verb for “to use.” Verbruiken means to consume or exhaust resources, such as energy or time. Gebruiken also appears in fixed phrases such as gebruik maken van, which means “to take advantage of” or “to make use of.” The noun gebruik (use, usage) is closely related in meaning to bruiken, and bruikbaar (usable) derives from the same root. In many contexts, gebruik emphasizes the act of applying something, while verbruiken focuses on depletion.

Etymology and related terms: bruiken belongs to the core Dutch verb stock and is cognate with related Germanic forms that express use and application. The noun forms and adjectives built from the same root include gebruik, gebruikelijk, bruikbaar, and bruikbaarheid, which appear across formal and informal registers.

See also: gebruik (noun), gebruik maken van, verbruiken, bruikbaar, gebruikelijk.