Home

meekomen

Meekomen is a Dutch separable verb meaning to come along with someone to a place or event, i.e., to accompany. The prefix mee- signals accompaniment with the main verb komen (to come). In present tense the prefix is separated: ik kom mee, jij komt mee, hij komt mee, wij komen mee, jullie komen mee, zij komen mee. In the simple past the forms are: ik kwam mee, jij kwam mee, hij kwam mee, wij kwamen mee, jullie kwamen mee, zij kwamen mee. For perfect tenses, the auxiliary is zijn, and the past participle is meegekomen: ik ben meegekomen, jij bent meegekomen, hij is meegekomen, wij zijn meegekomen, jullie zijn meegekomen, zij zijn meegekomen. The past perfect is formed as had meegkomen (less common in everyday speech) but the standard construction with zijn remains for the compound past: ik was meegekomen.

Meekomen is used to express physical accompaniment to a destination or event, and can also convey a

Examples: Wil je met mij mee naar huis? Ze zijn gisteren met ons meegekomen naar de film.

sense
of
joining
someone
in
an
activity.
It
is
often
interchangeable
with
meegaan
in
meaning,
though
meekomen
tends
to
emphasize
arriving
at
a
specific
place
together
rather
than
simply
going
along.
Common
collocations
include
phrases
like
kom
je
met
me
mee?
and
we
kwamen
met
hen
mee
naar
de
zaal.
De
reizigers
kwamen
samen
mee
met
de
gids.
See
also:
meegaan,
meedoen,
which
share
related
notions
of
accompanying
or
joining.