vertelden

Vertelden is the simple past tense form of the Dutch verb vertellen, meaning to tell or recount. It denotes that the act of telling took place in the past and is used with plural subjects or with a generic past subject in narrative contexts.

Conjugation and forms: in the present tense it is: ik vertel, jij vertelt, hij vertelt, wij vertellen, jullie vertellen, zij vertellen. In the simple past, the forms are: ik vertelde, jij vertelde, hij vertelde; wij vertelden, jullie vertelden, zij vertelden. The past participle is verteld, used in perfect tenses such as hebben verteld or is verteld in passive constructions.

Usage and examples: Wij vertelden hem het verhaal. Zij vertelden wat er gebeurd was. In narrative writing, de verleden tijd (past tense) is common for recounting events. In everyday speech, the present perfect heb verteld is often used to describe past events, as in Vandaag heb ik het verhaal verteld.

Notes: vertelden is the past tense form used with plural subjects (wij, jullie, zij). For singular subjects, the past tense form is vertelde (ik vertelde, jij vertelde, hij vertelde). The related past participle vertelD is Nederlandse orthography: it is vervoegd met hebben of is in compound tenses, as in ik heb verteld.