Home

zenuwsignalen

Zenuwsignalen verwijzen naar de elektrische en chemische communicatiestromen die het zenuwstelsel gebruiken om informatie te verwerken en te coördineren. Ze bestaan uit actiepotentialen die langs neuronen reizen en via synapsen chemische berichten overdragen tussen cellen. Een neuron heeft een rustpotentiaal van ongeveer −70 millivolt. Bij prikkelende input vindt depolarisatie plaats; als de drempelwaarde wordt overschreden openen spanningsafhankelijke natriumkanalen en stroomt Na+ de cel binnen, waardoor het potentiaal kortstondig positief wordt. Vervolgens sluiten Na+-kanalen en openen kaliumkanalen, zodat kalium naar buiten stroomt en de cel repolariseert. Dit alles wordt als een actiepotentiaal langs het axon voortgeleid. De voortgeleiding is sneller in myeliniseerde vezels; myeline geleidt de impulsoog via knopen van Ranvier in een saltatoire loop, waardoor sneller signaalverkeer ontstaat dan in ongeschildde vezels.

Bij de synaps wordt de impulso chemisch overgedragen. De prikkel aan het uiteinde van het axon veroorzaakt

Neuronen vormen netwerken van afferente (zintuiglijke), efferente (motorische) en interneuronen. Zenuwsignalen leveren sensorische input, sturen beweging

de
afgifte
van
neurotransmitters
in
de
synaptische
spleet.
Deze
binden
aan
receptoren
op
de
postsynaptische
cel
en
kunnen
excitatorisch
of
inhiberend
werken.
Voorbeelden
zijn
acetylcholine,
glutamaat
en
GABA.
Het
resultaat
is
een
ontstane
excitatie
of
remming
van
de
postsynaptische
neuron
of
spier
en
klier.
aan
en
regelen
autonome
functies
zoals
ademhaling
en
hartslag.
De
snelheid
en
nauwkeurigheid
hangen
af
van
axon
diameter,
myelinisatie
en
synaptische
efficiëntie;
verstoringen
kunnen
leiden
tot
neurologische
aandoeningen.