Home

woordenboekvorm

De woordenboekvorm is de vorm van een woord die in een woordenboek als hoofdwoord wordt gepresenteerd. Het dient als basis- of lemmapositie voor alfabetische ordening en voor het beschrijven van de verschillende vormen die een woord kan aannemen. In het dagelijks taalgebruik komt vaak de term “lemma” dicht bij het begrip, maar woordenboekvorm verwijst vooral naar de citerestem die in lexicografische context wordt gebruikt.

Bij werkwoorden is de woordenboekvorm vrijwel altijd de infinitief, bijvoorbeeld lopen, zien, worden. Deze vorm is

Bij zelfstandige naamwoorden is de woordenboekvorm doorgaans het enkelvoudelijke basisvorm zonder lidwoord, zoals deur, tafel, student.

In de lexicografie fungeert de woordenboekvorm als uitgangspunt voor de opsomming van alle afgeleide en vervoegde

de
basis
voor
de
vervoeging
in
tijd,
persoon
en
getal:
ik
loop,
jij
loopt,
wij
lopen;
verleden
tijden
en
participia
worden
afgeleid
van
deze
basisvorm.
In
sommige
grammaticale
systemen
kan
de
infinitief
eindigen
op
-en
of
op
-n,
maar
de
kernidee
blijft
dat
de
infinitief
de
woordenboekvorm
voor
werkwoorden
is.
Veranderingen
zoals
meervoud,
lidwoorden
of
diminutieven
worden
gezien
als
afgeleide
vormen
die
bestaan
buiten
de
wbv.
Bijvoeglijke
naamwoorden
hebben
meestal
de
woordenboekvorm
in
de
positieve
toestand,
zoals
groot,
klein,
vriendelijk;
vergelijkingsvormen
worden
afgeleid
van
deze
basis
via
inflectie.
vormen
van
een
woord.
De
term
benadrukt
vooral
de
rol
als
citatie-
of
hoofdvorm
in
woordenboeken
en
veel
educatieve
bronnen,
waar
de
wbv
samen
met
de
afleidingen
de
kern
vormt
van
de
woordvorming.