Home

werkwoordsconjugatie

Werkwoordconjugatie is het systeem waarmee Nederlandse werkwoorden vormen aannemen om te laten zien wie de handeling uitvoert, wanneer deze plaatsvindt en in welke grammaticale constructie ze staan. Het omvat persoons- en getalvorming, tijden, de wijs (indicatief, subjunctief/mogelijk) en de stem (actief/passief).

Verbenklassen en belangrijkste regels. Nederlandse werkwoorden worden traditioneel onderverdeeld in zwakke (regelmatige), sterke (onregelmatige) en gemengde

Tijden en zinnenbouw. De tegenwoordige tijd wordt met het werkwoord zelf vormgegeven, soms met een hulpwerkwoord.

Separable prefixes en modale werkwoorden. Bij scheidbare werkwoorden kan het prefix in de zin van de tijd

Deze structuur maakt deel uit van de kern van het Nederlandse grammaticale systeem en vereist oefening met

werkwoorden.
Zwakke
werkwoorden
veranderen
in
de
tegenwoordige
tijd
volgens
vaste
uitgangen:
ik
werk,
jij
werkt,
hij
werkt,
wij
werken,
jullie
werken,
zij
werken.
In
de
verleden
tijd
krijgen
zij
meestal
-te/-den:
ik
werkte,
wij
werkten,
zij
werkten.
Het
voltooid
deelwoord
is
meestal
ge-
+
stam
+
-d/-t
(bijvoorbeeld
gewerkt).
Sterke
werkwoorden
laten
stemveranderingen
zien
in
de
verleden
tijd
(bijv.
lopen
–
liep
–
liepen)
en
hebben
vaak
onregelmatige
participanten
(gegaan,
gekomen).
Gemengde
werkwoorden
combineren
kenmerken
van
beide
groepen.
Het
voltooid
tegenwoordige
tijd
(perfect)
gebruikt
hebben
of
zijn
+
voltooid
deelwoord:
ik
heb
gewerkt,
hij
is
gegaan.
De
toekomende
tijd
wordt
gevormd
met
zullen:
ik
zal
werken.
De
passieve
stem
wordt
gevormd
met
worden
+
deelwoord:
het
werk
wordt
gedaan;
de
voltooide
passieve
met
zijn/worden
+
deelwoord:
het
werk
is
gedaan.
worden
gescheiden
(ik
sta
op,
hij
stond
op,
hij
is
opgestaan).
Modale
werkwoorden
hebben
eigen
vormen
en
beïnvloeden
de
overige
werkwoorden
in
de
zin.
verschillende
werkwoordstammen
en
onregelmatige
vormen.