Home

satellietsignalen

Satellietsignalen zijn radiogolven die door kunstmatige satellieten in een baan om de aarde worden uitgezonden. Ze dienen voor communicatie, navigatie, televisie en data-relay, en voor aardobservatie en weersdata. De signalen reizen door vacuüm en door de atmosfeer naar ontvangers op aarde of naar andere satellieten, en worden beïnvloed door afstand, weer en ruimteomstandigheden.

Er zijn twee hoofdrichtingen voor satellietsignalen: uplink, van aarde naar satelliet, en downlink, van satelliet naar

Frequentiebanden en standaarden variëren per toepassing. Navigatiesatellieten gebruiken meestal L-bandfrequenties (ongeveer 1–2 GHz) voor de satellietsignalen

Kwaliteit en betrouwbaarheid hangen af van een goede linkbudget, nauwkeurige timing en bescherming tegen storingen. Regelgeving

aarde.
Een
satellietsysteem
kan
telemetrie,
besturing
en
payload-gegevens
bevatten,
naast
gebruikersdata.
Signalen
worden
gemoduleerd
en
gecodeerd
om
foutloze
ontvangst
te
waarborgen;
gangbare
modulatietechnieken
zijn
onder
meer
BPSK,
QPSK
en
8PSK,
vaak
in
combinatie
met
foutencorrectiecodes
zoals
LDPC
of
convolutionele
codes.
die
door
receivers
in
voertuigen,
telefoons
en
toepassingen
worden
gedecodeerd.
Satellietcommunicatie
maakt
gebruik
van
C-,
Ku-
en
Ka-band,
met
uplink
en
downlink
op
verschillende
hogere
frequenties.
Voor
digitale
televisie
en
breedbandinternet
bestaan
internationale
normen
zoals
DVB-S/DVB-S2(S2X).
Ruimtecommunicatie
maakt
ook
gebruik
van
ontwerpstandaarden
zoals
CCSDS
voor
telemetrie,
tracking
en
command.
door
ITU
verdeelt
frequenties
en
satellietbanen
wereldwijd.
Beveiliging
en
privacy
zijn
aandachtspunten
door
kans
op
jammen
of
spoofing,
terwijl
veel
diensten
versleuteling
en
authenticatie
toepassen.
Toepassingen
omvatten
navigatiesystemen,
satelliettelevisie,
breedbandinternet
en
aardobservatie.