Home

persoonlijkheidsproblemen

Persoonlijkheidsproblemen verwijzen naar hardnekkige patronen van denken, voelen en handelen die afwijken van wat in een cultuur wordt verwacht en die leiden tot leed of beperkingen in het dagelijks functioneren. In de klinische praktijk worden deze patronen vaak aangeduid als persoonlijkheidsstoornissen, volgens classificaties zoals de DSM-5 of ICD-11. Ze zijn doorgaans stabiel over tijd en beginnen meestal in de adolescentie of vroeg in de volwassenheid.

Indeling en voorbeelden. Persoonlijkheidsstoornissen worden traditioneel onderverdeeld in drie clusters: cluster A (excentriek: paranoïde, schizoïde, schizotypaal),

Oorzaken en factoren. Het ontstaan van persoonlijkheidsproblemen is multifactorieel: genetische kwetsbaarheid, neurobiologische factoren en omgevingsinvloeden zoals

Diagnostiek en verloop. Diagnose gebeurt op basis van uitgebreid klinisch interview en observatie, vaak ondersteund door

Behandeling en prognose. Behandeling is meestal psychotherapie, als eerste keus, met specifieke vormen zoals dialectische gedragstherapie,

cluster
B
(dramatisch/impulsief:
antisociaal,
borderline,
histrionisch,
narcistisch)
en
cluster
C
(angstgericht:
vermijdend,
afhankelijk,
dwangmatig).
Deze
indeling
helpt
bij
het
begrijpen
van
gemeenschappelijke
patronen,
maar
elke
stoornis
kan
unieke
kenmerken
en
behandelbehoeften
hebben.
opvoeding,
hechting
en
ervaringen
van
trauma
spelen
een
rol.
Symptomen
kunnen
verweven
raken
met
comorbide
mentale
aandoeningen
zoals
stemmingsstoornissen,
angststoornissen
of
verslaving.
gestructureerde
vraaglijsten
of
speciale
interviewinstrumenten.
Het
patroon
is
doorgaans
langdurig
aanwezig,
meestal
vanaf
de
adolescentie
of
vroege
volwassenheid,
en
kan
variëren
in
ernst
en
impact.
schema-therapie,
of
mentalization-based
therapy,
afhankelijk
van
de
aandoening.
Medicatie
kan
gericht
zijn
op
comorbide
symptomen
zoals
depressie
of
angst.
Met
intensieve
en
langdurige
behandeling
is
verbetering
mogelijk,
maar
de
uitkomst
varieert
per
individu.
Behoudens
de
ernst
en
comorbiditeit
blijven
beperkingen
mogelijk
bestaan.