passagervliegtuigen

Passagervliegtuigen zijn vliegtuigen die passagiers en hun bagage over commerciële routes vervoeren. Ze vormen het hoofdmiddel voor passagiersvervoer over zowel korte als lange afstanden en variëren sterk in grootte, capaciteit en bereik. De belangrijkste classificatie is tussen narrow-body vliegtuigen met één gangpad en wide-body vliegtuigen met twee gangpaden.

Voorbeelden van veel gebruikte families zijn de narrow-body Boeing 737 en Airbus A320, die doorgaans 100 tot 230 passagiers kunnen herbergen. Wide-body modellen zoals Boeing 777/787 en Airbus A330/A350 zijn ontworpen voor intercontinentale vluchten en kunnen tussen de circa 250 en meer dan 400 passagiers vervoeren, afhankelijk van de configuratie. Regional jets zoals Embraer E-Jets en Bombardier CRJ leveren doorgaans 70 tot 110 zitplaatsen.

Techniek en veiligheid: passagervliegtuigen worden aangedreven door turbofanmotoren en bestaan uit frames van aluminiumlegeringen aangevuld met koolstofvezelcomposieten. Ze zijn uitgerust met meerdere veiligheidssystemen, een drukcabine en evacuatiemogelijkheden. Nieuwe vliegtuigen ondergaan strikte certificering door bevoegde luchtvaartautoriteiten en vereisen regelmatig onderhoud.

Geschiedenis: de moderne passagiersluchtvaart ontstond in de jaren 1920-30 met toestellen als de DC-3; massaal vervoer kreeg vorm in de jetperiode met de Boeing 707 en de eerste wide-body Boeing 747 in de jaren 1950-70. Sindsdien zijn efficiëntie, comfort en bereik sterk toegenomen.

Huidige trends en milieu: de grootste focus ligt op brandstofefficiëntie, stillere motoren en lagere uitstoot, evenals duurzame vliegtuigbrandstoffen en potentiële elektrische of hybride aandrijving in latere generaties.