Home

participiaalvormen

Participiaalvormen zijn niet-finite vormen van werkwoorden die een handeling of toestand beschrijven zonder persoons- en getalvermelding. In het Nederlands onderscheiden taalkundigen doorgaans twee hoofdtypen: het onvoltooid deelwoord (present participle) en het voltooid deelwoord (past participle). Beide vormen kunnen als bijvoeglijk naamwoord fungeren en in sommige constructies als besluitende of bindelementen van zinnen dienen.

Het onvoltooid deelwoord wordt gevormd door de stam van het werkwoord te verbinden met de uitgang -end

Het voltooid deelwoord wordt gevormd met een ge- prefix en een uitgang -t of -d bij regelmatige

Samenvattend zijn participiaalvormen fundamenteel in de Nederlandse grammatica en leveren ze belangrijke middelen voor aspect, stem

(of
-nde
bij
sommige
vormen).
Voorbeelden:
lopend,
schrijvend,
werkend.
Het
onvoltooid
deelwoord
functioneert
vooral
als
bijvoeglijk
of
bijwoordelijk
attribuut:
een
lopende
man,
het
schrijvende
kind,
het
lopende
verkeer.
Het
kan
ook
voorkomen
in
de
omringende
constructie
met
aan
het
lopen
om
een
lopende
handeling
aan
te
geven,
maar
het
geeft
geen
tijdaspect
zoals
het
voltooid
deelwoord.
werkwoorden,
terwijl
onregelmatige
werkwoorden
vaak
afwijkende
vormen
hebben:
gewerkt,
gelopen,
gezien,
geweest,
geworden,
gegaan.
Het
voltooid
deelwoord
wordt
gebruikt
met
hulpwerkwoorden
hebben
of
zijn
om
samengestelde
tijden
te
vormen
(ik
heb
gewerkt;
hij
is
gegaan)
en
om
de
lijdende
stem
tot
uitdrukking
te
brengen
(de
brief
is
geschreven).
Ook
kan
het
fungeren
als
bijvoeglijk
naamwoord:
een
geschreven
brief,
een
geopend
raam.
en
adjectivisering
van
werkwoorden.