luchtdrukverschillen

Luchtdrukverschillen zijn verschillen in de atmosferische druk op verschillende locaties of op verschillende hoogtes. Ze kunnen horizontaal voorkomen, bijvoorbeeld tussen twee plaatsen met een verschillend weerpatroon, of verticaal tussen verschillende hoogtes. De druk wordt uitgedrukt in pascal (Pa) of hectopascal (hPa). Op zeeniveau bedraagt de standaardenormale luchtdruk ongeveer 1013 hPa; de druk daalt met toenemende hoogte.

Oorzaken van luchtdrukverschillen zijn onder meer temperatuur- en vochtigheidsverschillen in de lucht, die leiden tot verschillende luchtdrukcondities. Horizontale verschillen ontstaan vooral door weersystemen zoals lagedruk- en hogedrukgebieden, neerslagzones en fronten. Verticale verschillen ontstaan door afname van druk met hoogte en door lokale omstandigheden zoals bergachtig terrein of warmte-inhoud van de lucht.

De gevolgen en toepassingen van luchtdrukverschillen zijn breed. Ze bepalen het weer door middel van windsnelheden en -richting en worden weergegeven op kaarten met isobaren. In de atmosfeer veroorzaken drukverschillen windsystemen; in de luchtvaart spelen zij een cruciale rol bij lift, navigatie en vluchtveiligheid. In technische contexten, zoals vliegtuigen en onderzeeërs, zijn drukverschillen tussen binnen- en buitenomstandigheden van groot belang voor veiligheid en ontwerp. Ook cabinedruk in vliegtuigen houdt een gecontroleerd drukverschil tussen binnenruimte en buitenlucht aan, terwijl duiken en diepte-exploratie rekening houden met hydrostatische druk.

Metingen van luchtdruk gebeuren met barometers, en meteorologen onderscheiden vaak absolute en relatieve (gauge) druk, met verwijzing naar zeeniveau (QNH) en andere referenties.