landdieren

Landdieren zijn dieren die hoofdzakelijk op het land leven of zich erop voortbewegen. In tegenstelling tot waterdieren of dieren die afhankelijk zijn van water voor onderdelen van hun levenscyclus, hebben landdieren aanpassingen ontwikkeld om te leven in terrestrische omgevingen. Ze moeten vaak omgaan met uitdroging, temperatuurverschillen en uiteenlopende habitats.

De term landdieren omvat zowel gewervelde als ongewervelde dieren. Tot de gewervelde landdieren behoren zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Ongewervelde landdieren zijn onder meer insecten, spinnen, slakken en vele andere invertebraten. De meeste landdieren ademen lucht via longen of ademhalingssystemen die hen in staat stellen buiten water te leven, en beschikken over een skelet of exoskelet voor anatomische ondersteuning.

Belangrijke aanpassingen zijn onder andere efficiënte ademhaling in droge omgevingen en mechanismen om waterverlies te beperken, evenals diverse vormen van voortbeweging zoals poten, vleugels of gelede poten. Insecten hebben vaak een exoskelet en een tracheaalsysteem, reptielen en zoogdieren hebben huid of huidderivaten die waterverlies helpen beperken, en veel amfibieën blijven afhankelijk van vochtige omgevingen voor huid- en voortplantingsprocessen.

Landdieren bewonen vrijwel alle terrestrische biomen, van woestijnen en savannes tot bossen en bergen. Ze vertonen uiteenlopende levenswijzen en voortplantingsstrategieën; veel zoogdieren en vogels tonen ouderlijke zorg, en sommige insecten en amfibieën ondergaan metamorfose tijdens hun ontwikkeling.

Landdieren spelen een cruciale rol in ecosystemen als herbivoren, predatoren, bestuivers en voedselbron voor andere soorten. Ze worden bedreigd door habitatverlies, vervuiling en klimaatverandering, waardoor behoud en beschermde gebieden belangrijk zijn voor het behoud van hun diversiteit en functies.