Home

elektronenschillen

Elektronenschillen zijn energielagen rondom de atoomkern waarin elektronen zich bevinden volgens de regels van de kwantummechanica. Elke schil wordt geïdentificeerd door een hoofdkwantumgetal n (n = 1, 2, 3, …). De schil-energie neemt doorgaans af met afstand tot de kern, maar de invulvolgorde wordt bepaald door de subschillen en hun energieniveaus. De maximale capaciteit van een schil is 2n^2 elektronen.

Binnen een schil bestaan subschillen s, p, d en f. De maximale aantallen elektronen per subschil zijn

Elektronen vullen de schillen volgens het Aufbau-principe: eerst een lagere energetische schil vullen, daarna hogere. In

De buitenste schil, vaak de valentieschil genoemd, bepaalt veel van de chemische eigenschappen van een element,

Voorbeelden van elektronenconfiguraties: waterstof heeft 1s1; zuurstof heeft 1s2 2s2 2p4; neon heeft 1s2 2s2 2p6;

2
(s),
6
(p),
10
(d)
en
14
(f).
De
totale
capaciteit
van
een
schil
is
de
som
van
de
subschildelen,
wat
overeenkomt
met
2n^2.
elk
orbital
kunnen
maximaal
twee
elektronen
voorkomen
met
tegengestelde
spins
(Pauli-exclusieprincipe).
Degene
afhankelijk
van
de
energieniveaus,
vullen
elektronen
ook
volgens
Hund’s
regel:
in
degenerate
subschillen
worden
elektronen
eerst
afzonderlijk
in
verschillende
orbitals
geplaatst
met
parallel
spins
voordat
paren
worden
gevormd.
zoals
bindingsmogelijkheden
en
ionisatie-energieën.
Bij
een
volle
buitenste
schil
zijn
sommige
elementen
relatief
inert;
bij
een
onvolledige
valentieschil
zijn
ze
doorgaans
reactiver.
natrium
heeft
1s2
2s2
2p6
3s1;
ijzer
heeft
[Ar]
3d6
4s2.
Deze
notatie
laat
zien
hoe
schellen
en
subschillen
de
elektronenstructuur
bepalen.