Home

detecteer

Detecteer is a Dutch verb meaning to detect, uncover, or discern something that is not immediately visible. It is a transitive verb used to indicate identifying the presence of a phenomenon, condition, or object through observation or analysis. The infinitive form is detecteren; the present tense forms are ik detecteer, jij detecteert, hij detecteert, wij detecteren, jullie detecteren, zij detecteren. The imperative form is Detecteer! The past tense is detecteerde and the past participle is gedetecteerd. It is commonly followed by a direct object: een patroon, een signaal, een ziekte, een fout, of een aanwezigheid.

Etymology: detecteren is borrowed from French détecter, with roots in Latin detegere meaning to uncover or

Usage: In wetenschappelijke en technische contexten verwijst detecteren naar het bepalen of een bepaalde factor aanwezig

See also: detectie, detectiemiddel, detector, detectiesysteem, detecteren.

Examples: De sensor detecteert de aanwezigheid van koolmonoxide. De software kan fraude detecteren. Het systeem detecteert

disclose.
In
Dutch,
the
related
noun
detectie
denotes
the
act
or
result
of
detection.
is.
In
software
en
datawetenschap
onderstreept
detecteren
toepassingen
zoals
anomaly
detection,
fraude
detectie
of
signaalverwerking.
In
beveiliging
detecteren
detectors
bedreigingen
of
inbreuken.
De
term
gaat
vaak
gepaard
met
bijnamen
zoals
nauwkeurig,
vroeg
of
betrouwbaar.
afwijkingen
in
de
data.