Home

contingentiebenadering

De contingentiebenadering is een theorie in de organisatie- en managementwetenschap die stelt dat de effectiviteit van een organisatie afhangt van de afstemming tussen structurele kenmerken en de contingenties van de omgeving en de organisatie zelf. Volgens deze benadering bestaat er geen universeel beste manier van organiseren; wat werkt, hangt af van factoren zoals technologie, grootte, differentiatie, onzekerheid en strategische doelstellingen.

Historisch gezien ontwikkelde de contingentiebenadering zich in de jaren zestig en zeventig, met bijdragen van onder

In de praktijk vertaalt dit zich naar afwegingen over technologie, omgeving, grootte en differentiatie/integratie tussen afdelingen.

Kritiek en beperkingen omvatten onder meer de moeilijkheid om contingenties te meten, de kans op determinisme

meer
Lawrence
en
Lorsch,
Woodward
en
Burns
en
Stalker.
Een
kernidee
is
de
notie
van
'fit'
of
congruentie:
de
organisatiestructuur
moet
aansluiten
bij
de
contingenties.
Voor
routinematige
productie
in
een
stabiele
omgeving
past
vaak
een
meer
mechanistische,
hiërarchische
structuur;
bij
innovatie
en
hoge
onzekerheid
past
eerder
een
organische
structuur
met
minder
centralisatie
en
meer
flexibiliteit
in
communicatie.
De
keuze
voor
centralisatie,
formaliteit
en
standaardisatie
wordt
afgewogen
tegen
flexibiliteit,
autonomie
en
informele
communicatie,
afhankelijk
van
de
specifieke
situatie.
en
de
veronderstelling
van
stabiele
omstandigheden
in
een
dynamische
context.
Desondanks
blijft
de
contingentiebenadering
invloedrijk
in
organisatieontwerp
en
veranderingsprocessen,
en
zij
vormt
een
belangrijke
basis
voor
concepten
zoals
Mintzberg’s
configuraties,
waarin
verschillende
structurele
patronen
worden
gekoppeld
aan
omgevings-
en
strategiecondities.