Home

conjunctuurbewegingen

Conjunctuurbewegingen verwijzen naar de schommelingen in de algehele economische activiteit van een land over de tijd. Ze worden gemeten met variabelen als bruto binnenlands product (bbp), industriële productie, investeringen en werkgelegenheid. Economische cycli bestaan doorgaans uit perioden van expansie (hoogconjunctuur) en contractie (laagconjunctuur), gevolgd door herstel of stagnatie. De duur en intensiteit variëren per cyclus en per economie.

Oorzaken en dynamiek van conjunctuurbewegingen liggen in de wisselwerking tussen vraag en aanbod. Veranderingen in consumentenbestedingen,

Indicatoren en meting: economen onderscheiden vaak voorloopindicatoren (leading indicators) zoals orderontvangsten en consumentenvertrouwen, die toekomstige ontwikkelingen

bedrijfsinvesteringen,
rentevoorwaarden
en
financieringsomstandigheden
spelen
een
sleutelrol,
evenals
externe
factoren
zoals
olieprijzen
en
handelsschokken.
Door
tijdsvertragingen
in
productie-
en
bestellingsketens
ontstaan
doorgaans
cyclische
fluctuaties:
een
stijgende
vraag
leidt
tot
meer
productie
en
werkgelegenheid,
waarna
een
daling
volgt
wanneer
de
vraag
afneemt.
Beleidsmaatregelen,
zoals
monetair
en
fiscaal
beleid,
en
automatische
stabilisatoren
kunnen
de
afloop
en
duur
van
een
conjunctuur
beïnvloeden.
voorspellen;
gelijktijdige
indicatoren
(coincident
indicators)
zoals
bbp-groei
en
huidige
werkgelegenheid
geven
de
actuele
stand
weer;
achterlopende
indicatoren
(lagging
indicators)
zoals
langewerkloosheid
en
inflatie
bevestigen
achteraf
wat
eerder
gebeurde.
Statistisch
wordt
conjunctuurspeurwerk
vaak
verricht
door
nationale
statistiekbureaus
(bijv.
CBS)
en
internationale
organisaties
(OECD).
Conjunctuurverschillen
worden
onderscheiden
van
structurele
langetermijntrends
die
door
technologische
vooruitgang
en
demografische
veranderingen
worden
bepaald.