Home

Zelfpollinering

Zelfpollinering, of zelfbestuiving, is het proces waarbij pollen van de meeldraden van een bloem het vruchtbeginsel bevruchten zonder de hulp van andere planten. In de terminologie wordt vaak gesproken van autogamie (pollinatie binnen dezelfde bloem) en geitonogamie (pollinatie tussen verschillende bloemen van dezelfde plant). Sommige bloemen kunnen uitsluitend zichzelf bestuiven (zelfonvriendelijkheid), terwijl andere planten gedeeltelijk of totaal zelfcompatibel zijn.

De mechanismen omvatten cleistogamie, waarbij gesloten bloemen zichzelf automatisch bestuiven zonder open te gaan, en open

Voordelen van zelfpollinering zijn onder meer betrouwbaarheid van voortplanting in afwezigheid van bestuivers en stabiliteit van

Veelvoorkomende voorbeelden zijn gewassen zoals tarwe, rijst, tomaat en erwten, die in toenemende mate door veredelaars

bloemauto-pollinatie,
waarbij
de
bloem
open
is
maar
toch
voornamelijk
zelfbestuiving
plaatsvindt.
Ook
genetische
factoren
spelen
een
rol:
zelfcompatibiliteit
maakt
bevruchting
mogelijk
ondanks
stigmas
en
stijfbelemmeringen,
terwijl
zelfonmogelijkheden
paraat
blijven
via
zelfoncompatibiliteit.
gewenste
genotypes,
wat
nuttig
is
voor
een
vaste
zaadproductie
en
in
kassen.
Nadelen
zijn
vermindering
van
genetische
diversiteit
en
mogelijke
inbreedingdepressie,
waardoor
adaptatie
aan
omgevingsveranderingen
afneemt
en
vatbaarheid
voor
ziekten
kan
toenemen.
worden
gekozen
om
zelfpollinering
te
bevorderen.
In
natuurlijke
ecosystemen
komt
zelfpollinering
voor
bij
verschillende
plantensoorten,
maar
blijft
kruisbestuiving
vaak
gunstig
voor
genetische
variatie
en
langetermijn
overleving.