Home

Diagnosestelling

Diagnosestelling is het proces waarbij een zorgprofessional op basis van verzamelde informatie een ziekte of aandoening identificeert of uitsluit. Het vormt de kern van klinische besluitvorming omdat de diagnose richting geeft aan behandeling, vervolgonderzoek en prognose. Een diagnose kan meerdere keren tijdens een zorgtraject worden bijgesteld naarmate meer informatie beschikbaar komt.

Het diagnostische proces omvat meestal: anamnese (gesprek met de patiënt), lichamelijk onderzoek, en eventueel aanvullende onderzoeken

Diagnosestelling is niet altijd eenduidig en kan onzeker zijn, vooral bij voortekenen die op meerdere aandoeningen

zoals
laboratoriumtesten,
beeldvorming
of
diagnostische
procedures.
Artsen
formuleren
vaak
een
of
meerdere
diagnoses
in
een
differential
diagnosis
en
toetsen
deze
aan
criteria
of
tests
om
de
waarschijnlijkheid
ervan
te
vergroten
of
te
verwijderen.
Bij
sommige
aandoeningen
bestaan
expliciete
diagnostische
criteria
(bijv.
DSM-5
voor
psychiatrische
stoornissen
of
ICD-codes
voor
medische
aandoeningen).
De
pre-test-
en
post-testkansen
(Bayesiaanse
redenen)
spelen
een
rol
bij
de
keuze
van
tests
en
interpretatie
van
resultaten.
kunnen
wijzen
of
bij
comorbide
aandoeningen.
Correcte
diagnostiek
vereist
goede
data,
het
vermijden
van
biases
en
vaak
overleg
en
follow-up.
Documentatie
van
de
diagnose
en
de
rationale
is
essentieel
voor
veilige
zorg,
communicatie
met
de
patiënt
en
zorgverzekeraars.
Een
tijdige
en
accurate
diagnosestelling
is
van
belang
voor
effectieve
behandeling,
prognose-inschatting
en
passende
verwijzingen.