Home

Constructvaliditeit

Constructvaliditeit verwijst naar de mate waarin een meetinstrument daadwerkelijk het theoretische construct meet waarvoor het bedoeld is. Een construct is vaak een latent fenomeen zoals intelligentie, depressie of motivatie, dat niet direct waarneembaar is maar via symptomen of items wordt afgeleid. Daarom wordt constructvaliditeit beoordeeld door te kijken of de verzamelde data consistent zijn met het theoretische model van het construct.

Het begrip ontstond in de literatuur van de psychometrie, met als invloedrijke bijdrage Cronbach en Meehl (1955),

Methoden om constructvaliditeit te onderzoeken omvatten factoranalyse (exploratieve en confirmatieve) om de onderliggende structuur te toetsen,

Constructvaliditeit is een continu proces van bewijsverzameling en interpretatie, en vereist aandacht voor steekproefgrootte, meetfouten en

die
betoogden
dat
validiteit
afhankelijk
is
van
het
hele
nomologische
netwerk
van
verwachte
relaties
tussen
het
construct
en
andere
variabelen.
In
de
praktijk
wordt
constructvaliditeit
aangetoond
door
verschillende
bewijslagen
die
samen
het
begrip
dragen.
Inhoudelijke
validiteit
(inhoudsvaliditeit)
kijkt
of
de
items
representatief
zijn
voor
het
construct;
convergente
validiteit
toont
hoge
correlaties
met
andere
meetinstrumenten
die
hetzelfde
construct
beogen;
discriminante
validiteit
toont
lage
correlaties
met
metingen
van
andere,
ongerelateerde
constructen;
en
criteriale
validiteit
(predictive
of
concurrent)
beoordeelt
of
de
meting
gerelateerd
is
aan
relevante
uitkomsten.
en
modellen
zoals
de
multitrait-multimethod
matrix
om
convergente
en
discriminante
validiteit
tegelijk
te
evalueren.
Een
modern
kader
is
het
nomologische
netwerk:
relaties
tussen
het
doel-construct
en
verwante
en
tegenstellende
constructen
worden
theoretisch
voorgesteld
en
empirisch
getest.
invariantie
tussen
groepen.